1. Diagnostiek

  • Intakegesprek met een handchirurg
  • Evaluatie van uw klachten
  • Lichamelijk onderzoek

2. Mogelijk aanvullend onderzoek

  • Röntgen
  • MRI-scan
  • Echo
  • EMG-onderzoek

3. Operatie

  • We opereren alleen wanneer dit noodzakelijk is

4. Nabehandeling

  • Handtherapie
  • Fysiotherapie
  • Ergotherapie

5. Meting van resultaten (op termijn)

  • Wetenschappelijk overzicht voor onze artsen
  • Verbetering van onze diensten

Vind een handchirurg bij u in de buurt

Ik heb eerst nog een vraag

Uw vraag helpt andere mensen

Vragen

Abboneer u gratis op ons kenniscentrum

Ontvang nieuws, tips, artikelen en meer

Verstuur

Over de klacht

Het meest duidelijke symptoon van een botbreuk (fractuur) is gewoonweg pijn. U merkt verder dat u uw uw gebroken vinger, hand of pols niet of moeilijk kunt bewegen door een zwelling, de pijn en de breuk. Scheefstand of verkorte vingers komen ook voor.

Oorzaak

Acute fracturen ontstaan doordat een grote externe kracht op het bot wordt uitgeoefend. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door een ongeval, beknelling of een harde klap tegen de hand of pols. Sporters kunnen chronische fracturen krijgen (stressfracturen) doordat ze het bot vaak belasten. Bij een aandoening als osteoperose spreken we van een pathologische fractuur: het bot is zo broos dat het al kan breken tijdens het wandelen.

Wat kunt u zelf doen?

Raadpleeg een arts wanneer uw hand of vingers van kleur veranderen, uw vingers erg koud worden, u een kloppend gevoel heeft in uw vingers of hand of wanneer u koorts heeft.

Behandeling

Na een bewegingstekst en lichamelijk onderzoek wordt er meestal een röntgenfoto gemaakt. Dit brengt in beeld of en waar er iets is gebroken. Een operatie is niet altijd nodig. Als de botstukken goed op elkaar staan, is een gipsbehandeling mogelijk. De vingers moeten echter wel kunnen blijven bewegen, omdat ze erg gevoelig zijn voor stijfheid. Daarom kan uw arts er snel voor kiezen om de breuk te stabiliseren, zodat u uw hand weer kan laten bewegen. Dit kan met een schroefje of een plaatje. Deze operatie gebeurt onder plaatseijke of regionale (hele arm) verdoving. Nabehandeling Als u gips heeft gekregen, moet u dat ongeveer vier tot zes weken dragen. Als u een operatie hebt ondergaan, krijgt u een gipsspalk. U gaat daarna onder begeleiding oefeningen doen om uw vingers weer te laten bewegen.

Nabehandeling

Als u gips heeft gekregen, moet u dat ongeveer vier tot zes weken dragen. Als u een operatie hebt ondergaan, krijgt u een gipsspalk. U gaat daarna onder begeleiding oefeningen doen om uw vingers weer te laten bewegen.

Risico's

Bij iedere operatie zijn er ‘standaard’ risico’s waar u rekening mee moet houden. Zo is er een nabloeding of een infectie mogelijk, of geneest een wond mogelijk niet zoals verwacht. Het kan voorkomen dat het bot niet of niet in de goede stand vastgroeit. Dit komt maar zelden voor.

Neem contact op met een arts